Steenokkerzeel was één van de eerste gemeentes in de streek om een muziekmaatschappij op te richten. De stichtingsakte werd teruggevonden en vermeldt als datum dryentwintigsten July Duysent achthonderd een en vyftig betreffende de societeyt onder den naem van Sinte Rumoldus.
Van bij de aanvang aanvaardde de adelijke familie de Croix het erelidmaatschap.
Toen onze fanfare in 1951 haar eeuwfeest vierde, moest dat gebeuren zonder enige geschiedkundige schets, omdat de boeken van de maatschappij sedert 1940 verdwenen waren. Om daaraan te verhelpen riep toenmalig voorzitter Paul Beelen, bij de viering van het 125-jarig bestaan, in 1976, enkele mannen van de oude garde samen en liet hen rijkelijk vertellen. Zo kon er toch een tamelijk betrouwbare historiek bijeengegaard worden.
Sedert de eeuwwisseling noteerde men de volgende voorzitters : Jozef Schrevens, Philogeen Bruyneel, Jozef Oostens (1905-1916), Paul Bruyneel na 1918, Jozef Cloetens tot bij zijn overlijden in 1939, Rik Wyckmans tijdens de oorlogsjaren, Hendrik Van Grunderbeeck tot in 1947, Prosper Oostens van 1948 tot 1958, Victor Hemeleers van 1959 tot einde 1972, Paul Beelen tot in juni 1987 en tenslotte voormalig burgemeester Karel Servranckx tot op heden.
In 1854 schonk de weduwe van burgemeester Lodewijk Van Frachen het eerste vaandel, dat nu nog in ons lokaal staat. De tweede vlag dateert van 1951 en werd geschonken door Jozef Bruyneel, de huidige, de derde dus werd door Karel Servranckx geschonken in 1991.
Enkele namen van ere-voorzitters zijn : graaf Philippe de Croix, Jozef Bruyneel, Alfons Heremans, notaris Pieter De Raes en vandaag notaris Filip de Sagher.
Onder de muziekbestuurders vernoemen we de heren Crickx, Van Rothem, de gebroeders Strauwen uit Brussel, Ferdinand Goovaerts, Frans Banken, Lucien De Bie, Umans, Juul Penninckx, Louis Van Bergen, Jozef Van Eycken (1956-1961) en sedertdien Frans Buelens.
Tot in 1914 vonden de herhalingen plaats in het klein lokaaltje bij Janneke Schoetens in de Boekweykoekstraat. Vanaf 1926 kreeg de fanfare haar vast lokaal in "In den Bonten Os" bij de Smalle. Sedert de sloping van deze feestzaal repeteert Sint Rumoldus in de zaal "Patronaat", sinds een paar jaar het Steenokkerzeels gemeenschapscentrum "De Corren", genaamd naar een van de oudste straten van de gemeente de "Correndries", de vroegere Driesstraat ("Den Drek" in de volksmond), nu J.B. Coenenstraat.
De stichting op 21 juli 1851 moet waarschijnlijk toegewezen worden aan burgemeester Lodewijk Van Frachen, die in 1846 de eerste steen van de Tervuursesteenweg had gelegd, waarvan de doortocht te Steenokkerzeel later nog naar hem zou genoemd worden. In 1854 schonk zijn weduwe het eerste vaandel, dat nu nog in ons lokaal staat. De fanfare staat er op aangeduid als Société Saint-Rombaut. Was haar man niet de stichter, dan was hij toch alleszins de eerste voorzitter of ere-voorzitter.
Verder werden namen vooruitgezet van burgemeester Jan Frans Charels, die in dienst trad in 1846 en in 1868 het gemeentehuis van Steenokkerzeel liet bouwen. Vervolgens nog Julius de Kerchove d'Exaerde, naar wie ook een straat werd genoemd. Hij was tevens bouwer van het kasteel van Humelgem in 1870 en werd op 6 september 1882 burgemeester van onze gemeente. Hij overleed in 1901 en de fanfare vergezelde hem naar zijn laatste rustplaats.
Ook de naam van burgemeester Ernest Fuerison komt voor op de eerste vlag. Sommigen beweren dat hij ze in 1890 liet hernieuwen, anderen halen daarvoor het jaar 1913 aan. Het dorpsplein heet momenteel naar hem : Fuerisonplein.
In 1869 ontstond uit de toenmalige politieke oppositie de fanfare Sinte Pharaïldis Wambeek.
In 1874 waren er opnieuw interne "kweddelen" bij Sint Rumoldus, deze keer tussen muzikanten en pastoor. Deze laatste was er openlijk tegen dat men op kermiszondag 's voormiddags de processie speelde en 's avonds een dansavond organiseerde. Een deel muzikanten scheurde af en bleef de dorpsherder trouw terwijl Sint-Rumoldus hem de rug toekeerde.
Aldus ontstond de fanfarenmaatschappij van den H. Bernardus, die plechtig beloofde geen openbare bals te geven, op gevaar van eveneens uit de processie geweerd te worden. Dat hielden ze een drietal jaren vol, maar omwille van de "concurrentie" en om het zo nodige geld in 't laatje te brengen, organiseerde de nieuwe fanfare op zondag 15 april 1877 in den Prado een groot kluchtig en toonkunstig concert, gevolgd door Bal. Pastoor De Maeyer zag hierin een openbare en voorbedachte verbreking van de opgelegde en vrijwillig aangenomen conditie. Hij verwittigde schriftelijk de voorzitter "dat ingeval dit bal plaats heeft, de fanfare van den H. Bernardus in de processie niet meer zal spelen". Er werd een compromis gesloten : indien de voorzitter op de plakschriften, hier en buiten de parochie, op de woorden "gevolgd van Bal" eenen witten band wilde doen plakken, kon de pastoor er nog mee instemmen. "Daar is niets van gekomen, zo besloot hij, en het bal is gegeven geweest en heeft tot 4 uren 's morgens geduurd".
Dat betekende tevens dat de fanfare Sint Bernardus met stille trom uit het dorpsbeeld verdween.
Tijdens de schoolstrijd was er opnieuw herrie in de rangen van Sint Rumoldus en in 1881 wilde een deel van de muzikanten niet meer spelen en scheurden ze af om te Humelgem met een derde fanfare, Sinte-Catharina te starten. Van Uffelen was hun eerste muziekchef. Nadat deze fanfare enkele jaren na de viering van haar 100-jarig bestaan de lier aan de wilgen hing, werd de vlag overgedragen aan Sint Rumoldus en prijkt zij in onze glazen kast naast de drie anderen.
In 1901, bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan, werd Sint Rumoldus bij koninklijk besluit met de titel van "koninklijke" vereerd. Op zondag 21 juli 1901 werd een groots muziekfestival gehouden, waarvoor de gemeenteraad in zitting van 10 september 1900 een toelage van 500 BEF had geschonken. Een heel bedrag als men weet dat je in die tijd nog drie pinten voor één frank kon drinken.
In 1909 kostte een alto welgeteld 90 BEF.
Uit het begin van de vorige eeuw is verder weinig historie overgebleven, behalve hier en daar een anekdote. Zo vertelde één van de oude mannen, die in zijn jeugd als "knaap" ( deelde de mededelingen uit en haalde het lidgeld op) van de vereniging fungeerde, dat tijdens de repetities het gaslicht niet voldoende klaarte gaf, zodat hijzelf met een brandende kaars de bombardon moest bijlichten om zijn partituur te kunnen lezen. De sukkelaar kreeg zelfs nog onder zijn voeten omdat hij niet kon verhinderen dat de bombardonspeler telkens de kaars uitblies.
Met dat slechte licht was het ook moeilijk de groene en blauwe kaften van de muziekboekjes van elkaar te onderscheiden. Toen de chef eens de mars op bladzijde 4 in het groene boekje liet spelen, speelde de trommelaar lustig de mars op bladzijde 4 van het blauwe boekje. Hij stelde pas op het einde vast dat hij verkeerd was.
Later werden ook draagbare gaslichten aangekocht om bij avond in open lucht een serenade of wandelconcert te geven.
Voor de eerste wereldoorlog werd zowel het lokaal als de teerdag elk jaar verpacht aan de meestbiedende herbergier. Zondag en maandag hielden de muzikanten hun uitstap met bezoek aan alle herbergen waarvan de baas lid was. Er werd lustig gesmuld en gelampet die twee dagen. 's Dinsdags werd de overschot binnengespeeld. Wat nog restte werd bij openbaar opbod verkocht.
Voor het feestmaal betaalde men 90 centiemen per persoon.
Pas na de oorlog werden ook de vrouwen in het teerfeest betrokken. Nu werd er 3,5 BEF voor de teerdag gevraagd en later werd er zelfs 5 tot 10 BEF uitgelegd, maar voor de spelende leden was het "voorniet". Eens had het bestuur een varken gekocht, dat achter bij de Smalle uiteengedaan werd. Het curieuse was dat het dier slechts drie poten scheen te hebben. In die tijd was het wellicht voor sommigen nog belangrijk een varkenspoot te kunnen scheefslaan.
Soms kocht men zelfs 2 varkens of een halve koe.
Rond 1922 kende Sint Rumoldus een ongekende bloeiperiode. Voorzitter Paul Bruyneel schonk een vat bier bij de viering van het 200ste lid. De maatschappij telde toen 54 spelende leden benevens 10 hoornblazers.
Het moet ook rond die periode zijn dat de fanfare over een fietsend blazerkorps kon beschikken, dat al rijdend claron speelde.
Vanaf 1922 werd er ook jaarlijks toneel gespeeld, meestal een zangspel dat door eigen muzikanten begeleid werd. De regisseur was toen Moske (ook bekend als kunstschilder).
Om muzikant te mogen worden moest er over de kandidaat worden gestemd. Niet alleen de ouders werden vooraf geraadpleegd, soms ook de vader van zijn lief als hij met een meisje van Steenokkerzeel verkeerde.
Toen de maatschappij in 1926 haar 75-jarig bestaan vierde, ontstond er ruzie in het bestuur. Verscheidene mannen trokken eruit en Jef Prost wilde zijn boeken niet afgeven aan Moske .
Rond die periode werd het oude reglement van de fanfare door een nieuw vervangen, gedrukt bij Louis Peeters uit Diegem. Hierin lezen we dat de Fanfarenmaatschappij Sint Rumoldus, onontbindbaar is zolang zij nog 5 leden telt.
Naast een aantal gekende bestuursposten als vaandrig en geheimschrijver, was er ook de functie van boetemeester, die nogal belangrijk scheen te zijn. Tot in 1952 was Fr. Elskens de boetemeester, tot 1955 Constant Bernaerts en na 1955 nam Alfons Pee als laatste de functie waar.
Vernoemd reglement regelde ook de boeten. Bij sterfgeval van een lid moesten de commissieleden de begrafenis bijwonen op straf van 3 BEF boete. Een intredend lid betaalde 3 BEF en een spelend lid 2 BEF. Tijdens de vergaderingen en repetities werden de namen afgeroepen. Wie de oproep niet beantwoordde werd beboet met 10 centiemen. Wie gans de zitting afwezig was, kreeg 50 centiemen aan zijn been.
Wie in het lokaal durfde te vloeken of zweren, betaalde eveneens 10 centiemen en wie buiten het lokaal, zonder toestemming van de commissie, muziekstukken speelde, moest 2 BEF neertellen.
De algemene repetitie greep telkens plaats op zondag. De lokaalhouders moesten aan de muziekoverste een behoorlijk middagmaal en "slaping" bezorgen, telkens deze herhaling kwam geven.
Tijdens de meidagen 1940 vielen de Duitsers de gemeente binnen, plunderden het huis van de Smalle en namen bogen, pijlen en registers mee of verbrandden ze. Waarschijnlijk waren daar ook de boeken van de fanfare bij. Instrumenten werden weggestopt omdat de Duitsers geïnteresseerd waren in het koper. Men vertelt voor waar dat er zo gans de oorlog lang een bombardon bij Jef Voinke in een boom heeft gehangen.
In 1957 vroeg men zich af wat men kon aanvangen met de oude instrumenten. Er werd beslist ze met een missiepater mee te geven. Die vertelde later dat niemand minder dan Lumumba nog op één van deze instrumenten heeft gespeeld.
Buiten de jaarlijkse reis trok men geregeld naar festivals of concerten. Naar Nossegem of Voskapel stapte men gewoon te voet al spelende op. Later werden ook verdere trips verricht en maakte men hiervoor gebruik van de camion van Jef Van Rillaer waarop vooraan in grote letters geschreven stond "Vervoer van dieren". Vandaar dat het nogal eens klonk "Uit de weg, die van Steenokkerzeel zijn daar met hunnen beestenwagen".
Op 28 juni 1953 woonde men een schitterend festival in Oostende bij. Op 5 juni 1955 trok men naar Aywaille, waar een concert op de kiosk werd gegeven. Ook werd bijna jaarlijks deelgenomen aan de Rerum Novarumoptocht te Brussel (die van Rumoldus waren de "kattekoppen", die van Wambeek de "blauw"). Eens op een snikhete namiddag kocht de trommelaar vijf frisko's. De brave jongen stopte ze in zijn zakken voor na de stoet. Als ze aan 't Noord arriveerden, liep de kreem overal op zijn kostuum naar beneden.
Sommige muziekstukken waren zodanig populair dat ze zelfs door de members (leden) meegezongen werden. De oudsten onder ons herinneren zich nu nog de tijd van "Calvados", "On s'en va" en "Sambre et Meuse". Maar elders kende men dat laatste aireke ook. Onze mannen waren niet weinig in hun wiek geschoten toen ze te Schaarbeek op de melodie ervan hoorden zingen "De stomste mensen van het land, dat zijn de boeren van Steenokkerzeel". 't Is niet mooi om zeggen, maar blijkbaar was diezelfde tekst op nogal verschillende plaatsen in Vlaanderen gekend.
Wambeek en Steenokkerzeel konden lange tijd elkaar niet luchten. Op een keer trok Steenokkerzeel met dirigent Louis Van Bergen naar de zaal van Juul Denies in Wambeek. De fanfare van Wambeek kwam juist uit de andere richting aangestapt. De grosses-caisses begonnen van beide kanten zo hardnekkig en hard te kloppen dat toen de fanfares elkaar passeerden, men van 't lawaai niet meer kon horen wie wat aan het spelen was. Kwatongen beweren dat sommigen zelfs met hun instrument naar elkaar sloegen.
Tussen de twee wereldoorlogen in werden Vlaamse kermissen georganiseerd in de kasteeldreef. Soms kwamen daar gendarmes bij te pas die boetes van 5 of 10 centiemen gaven aan hen die hun lief een beetje te goed vasthielden of die ergens tegen een boom stonden te plassen.
Na het wellukken van de viering van het eeuwfeest in 1951 werd besloten met een jaarlijks zomerfeest te blijven doorgaan. Dat lukte 6 jaar prima tot in 1957 alles uitregende en het hele feest een deerlijk fiasco werd.
Ook een bonte avond met La Esterella, voorzien op 12 februari 1955, moest afgelast worden wegens de te dure toegangsprijzen.
Een tijdlang werden ook crochetwedstrijden gehouden, zo bv. op halfoogst 1952 met 26 deelnemers en met medewerking van de toenmalig erg populaire zender radio Luxemburg.
Later bleef men verder gaan met jaarlijkse dansavonden waarop telkens bekende vlaamse zangers of orkesten werden gevraagd (Tonia, Nicole en Hugo, Theo en Albert Mertens, Louis Neefs, Ann Christy,...) Ook de bekende komiek Theo Vandenbosch was een paar keer te gast.
Hoogtepunten waren eveneens in de jaren ’60 de organisaties van “De gouden micro”.
Twee opeenvolgende jaren speelden aan het Kasteel Van Ham een dertigtal orkestjes voor de finale van dit sterk gegeerde kleinood.
Het nationaal kampioenschap twist, optredens van Robert Cogoi, Adamo en andere grote artiesten, het hoorde er allemaal bij.
In de jaren 60 trok de fanfare jaarlijks naar de bierfeesten in Wieze. Eén van deze keren waren ze met zo weinig muzikanten aanwezig dat ze het niet aandurfden te spelen. Zij stapten dan ook onmiddellijk het grote podium op toen de vorige fanfare zich klaarmaakte om er af te gaan. Toen die mannen van het podium gingen, sloten die van Steenokkerzeel meteen aan, terwijl de omroeper Sint-Rumoldus feliciteerde voor de prachtige uitvoering. De vette vergoeding voor het optreden werd zonder schaamte aangenomen.
In 1961, naar aanleiding van 110 jaar Sint Rumoldus werd besloten tot aankoop van uniformen en Raymond Pee werd aangesteld tot officiële kostuumbewaarder. Ook de jonge trommelaars, die lange jaren werden opgeleid door Jef Winnelinckx, kregen toen broek en vest aangepast.
Deze (niet al te mooie) uniformen waren geen lang leven beschoren want in 1972 werd er reeds aangedrongen op het dragen van een wit hemd en een blauw strikje tijdens elke uitvoering.
Bij het 125-jarig bestaan werd op 17 september 1976 een jubelfeest georganiseerd met als blikvanger een massakonsert, gezamelijk uitgevoerd door 100 muzikanten uit de fanfares van Duisburg, Moorsel, Sterrebeek en Steenokkerzeel o.l.v. Frans Buelens en begeleid door het trommelkorps o.l.v. Jan Vleminckx.
Onder leiding van Frans Buelens, dirigent sinds 1961, groeide Sint Rumoldus, met vallen en opstaan naar haar huidig niveau. Er werd bijna niet meer op straat gespeeld en het accent kwam stilaan meer en meer op de concerten te liggen.
Al jaren wordt er in de maand maart een lentekonsert (met gastvereniging) georganiseerd en in november een herfstkonsert, waarin Sint Rumoldus een avondvullend programma speelt, dikwijls met een bepaald thema als leidraad. Zo is het circuskonsert van 1990 niet meer weg te branden uit het geheugen van wie het gespeeld en gehoord heeft.
Sinds enkele jaren wordt er ook in de maand mei een kerkkonsert georganiseerd met de bedoeling ook rustigere muziek aan bod te laten komen en een publiek te bereiken dat de weg naar de concertzaal nog niet gevonden heeft.
Sinds een aantal jaar is de jaarlijkse “sortie” opnieuw gegroeid tot een eigentijdse en gezellige uitstap : met een grote camion met opligger rijden wij al spelend door de straten en bezoeken onze leden-herbergiers. Of, hoe folklore na 150 jaar nog steeds aantrekkingskracht heeft.
Steeds meer klarinetten en dwarsfluiten hebben de laatste tien jaar de plaats ingenomen van bugels en andere koperinstrumenten. Vanaf 1999 werd de Sint Rumoldusfanfare dan ook officieel omgedoopt in Sint Rumoldusharmonie .
Regelmatig krijgen wij te horen dat er een fout staat op onze kaarten en affiches.
Uit de progressieve zestiger jaren dateert de schrijfwijze “konsert”. Ook vandaag blijven wij dit hardnekkig zo schrijven om aan te duiden dat onze uitvoeringen niet zijn als die van de anderen maar steeds kunstig en speciaal. Ach kom, iedereen mag toch ergens een beetje overdreven fier zijn.
Wij weten niet wat de toekomst brengt. De moderne maatschappelijke mentaliteit laat soms niet veel goeds verhopen. In elk geval zal het bestuur van Sint Rumoldus, zullen de muzikanten en hun dirigent Frans Buelens alles in het werk stellen om in de komende jaren kwaliteitsvolle konserten te spelen met eigen muzikanten en vooral inspanningen leveren om steeds, via eigen leraars nieuwe jonge mensen op te leiden die deze mooie hobby verder in stand kunnen houden en uitbouwen.
Deze geschiedenis werd samengesteld uit volgende informatie:
- De tekst “Vier fanfares gesticht op dertig jaar tijd” uit het werk “Steenokkerzeel, Ter Ham, Wambeek en Humelgem” van Jos Lauwers.
- De tekst die Jos Lauwers schreef naar aanleiding van het 125 bestaan op basis van een twee uur durendebandopname van gesprekken van de toenmalige “oudsten” van de fanfare.
Verder bijgewerkt en aangepast door secretaris Willy Van Rillaer.
Copyright © 2014 - All Rights Reserved - www.sint-rumoldus.be
Template by OS Templates